Courte Wedehoen

De hofboeken van Curte Weddehoen van 1714 tot 1732

De courte Weddehoen werd vanuit het huis van de meijer bestuurt. Bij de zaken die zich voordeden ging het over hofrechten, betalingen, schulden, leningen en vererving. Ook het gebruik van gemeenschappelijke grond van de marke werd van hieruit bestuurt. De meijer werd tijdens hoorzittingen in zijn werk bijgestaan door “coirnoten” (letterlijk nu kornuiten). Veelal waren dit oudere en gezaghebbende boeren uit de marke. Er werd uitvoerig genotuleerd. Voor goed bestuur waren er jaarlijks ook marke bijeenkomsten om allerlei zaken in gebruik en rechten van de erven en woeste gronden te regelen en af te stemmen.

1714

Voorts ik, bovengenoemde hofmeijer (dit is Berent Meijer, hofmeijer van Weddehoen) met mijne coirnoten Hermen en Herrik Assink, in voorverhaelden val gecomen sijn bij Roelof te Coebrugge en hebbende sijn hofregte en uiterste wille verwaert en an de heeren belooft twaelf guldens en versogte mede dat sulx mede effct soude en moge gewinnen, soo en als best nae havesregte bestaen can. Actum Wedehoen 1714. (Hofboek Weddehoen, blz. 163)

De tekst is oud Nederlands: Vervolgens ben ik als hofmeijer (Berent Meijer) met mijn compagnons Hermen en Herrik Assink naar Roelof te Koebrugge gekomen om in uiterste wil zijn hofrechten tot overdracht te beschermen en waarmee hij aan zijn heer twaalf guldens belooft zodat dit volgens bestaand recht effect zal hebben. Gedaan bij akte op Weddehoen 1714. (Hofboek Weddehoen, blz. 163)

Dit is de vader van Jan Koebrugge. Roelof Koebrugge is gehuwd met Stijne (Christina). Jan is de oudste en heeft thuis nog een broer Hendricus met zussen Engelina en Margaretha. Deze Roelof is de oudste die bekend is van de familie Koebrugge in relatie tot het erf en is ergens tussen 1621 en 1668 geboren. Elders in Nederland zijn er eerdere geboren naamdragers, maar die hadden geen relatie (meer) met het erf.

17 april 1715

Den 11 april 1715 ben ik , Berent Meijer, hofmeijer des Haves Wedehoen, neffens mijn coirnoten Jan Spenkelink en Berent Volkerink, versogt en gecomen sijn bij Jannes ter Coebrugge, densleven crank te bedde liggende, dog bij goeden verstande bevonden, willende en begerende bij sijn uiterste wille sijn hofregt in allen delen te verwaren, gelijk hij gedaen heeft mits desen, en belooft an de heeren te geven twaelf gulden. Voorts sijnde g’assisteerd sijn huisvrouwe Berentien ten Velthuis, an wien hij onlangs sijnde getrouwt, en geeft sig in desen hof, met belofte om de hofhorigheijd te verwaren soo en als een hofhorige persoon toebehoort, en hebbende voor hare overgegeven vrijheijd bedongen een vrij kind. (Hofboek Weddehoen blz. 165)

De tekst is oud Nederlands: Op 15 april 1715 ben ik, Berent Meijer, hofmeijer van Wedehoen samen met mijn compagnons Jan Spenkelink en Berent Volkerink verzocht en daar aangekomen bij Jannes ter Koebrugge, die ziek in bed lag maar nog wel leefde en goed bij verstand was, de wens heeft uitgesproken om zijn hofrecht in alle onderdelen over te dragen zoals hij ze ook ontving en belooft hiervoor aan de heer twaalf gulden te geven. Hierbij was aanwezig zijn huisvrouw Berentje ten Velthuis, met wie hij onlangs trouwde en heeft in dit huis belooft om aan haar de hofhorigheid over te dragen zoals een hofhorige behoort te doen en heeft aan haar daarvoor vrijheid gegeven en dit mede bedongen voor hun komende vrij kind.

Kennelijk was Berentje van Jan Koebrugge in verwachting en hoopte men nog op een zoon als opvolger van Jan op het erf als hij zou te komen overlijden want hij was ernstig ziek. Het liep anders want er kwam een dochter. Berentje trouwde al snel na het overlijden met Roelof ter Heerbaart en raakte daarna weer van deze man zwanger. Deze geborene daarna was een zoon en hij heette Henricus Koebrugge.

26 december 1730

Ik Albert Meijer tot Weddehoen, doe hiermee te weeten, dat ik met mijne huisgenoten als Berent Volkerink en Berent Wanink op den 26 december 1730 ben geropen ten versoeke van Roelof ter Coebrugge en denselven bevonden siek te bedde liggende, dog bij goeden verstande sijnde, en heeft begeert voor en aleer hij dese werelt mogte comen te ontruimen, en naedat hij sijne hofregten in allen delen wel vervaert hadde en nu nog voor het laeste tot praeventie van sijne erfgenaemen van verdere onheilen gedagte te doen, soo en als artikel 13 der hofregten behoort, in allen poincten naegeleeft en vervolgens sijne heeren erkent (terwijl aldaar lange jaren een slegte staet is geweest) mes ses gulden en sulx alles manu stipulata heeft angenomen, aldus gepasseert op den Hof Wedehoen om te strekken nae behoren, op dato als boven genoemt. (Hofboek Weddehoen, blz. 202 – 203)

De tekst is oud Nederlands: Ik Albert Meijer tot Weddehoen laat hiermee weten dat ik met mijn compagnons Berent Volkerink en Berent Wanink op 26 december op verzoek van Roelof ter Coebrugge, die ziek in bed lag maar nog goed bij verstand, aldaar ben geroepen en voordat hij deze wereld verlaat de wens heeft uitgesproken voor om al zijn hofrechten die hij in alle onderdelen kreeg nu wil overdragen tot bescherming van zijn erfgenamen tegen alle onheil, zoals het volgens artikel 13 van de hofrechten behoort en op alle punten nageleefd, erkend door zij heer (ondanks dat het erf in slechte staat verkeerde) en bij handdruk en betaling van zes guldens werd aanvaard, aldus bij akte gepasseerd op de Hof Weddehoen op de datum als bovengenoemd (Hofboek Weddehoen, blz. 202 – 203)

Deze Roelof hierboven genoemd is afkomstig van ter Heerbaart, een erf in Wiene deel van het landgoed Weldam. Ook hij is nu ziek en draagt zijn rechten over op zijn erfgenamen. Wel wordt vermeld dat hij (Roelof) het erf in slechte staat aantrof. Jan Koebrugge heeft het erf destijds kennelijk door ziekte laten verkommeren.

10 juni 1732

Compareerde voor mij Albert Meijer, hofmeijer des Haves Wedehoen, en mijne huisgenoten Roelof en Jan Weernink, Berent ten Bieke en bekende an Beretien ter Coebrugge getrouwt te sijn, dienvolgens haer in desen Hof Wedehoen begevende en begeerende van het erve Coebruge, onder desen Hof Wedehoen resorterende, gequalificeert te wesen, met belofte om jaerlijx en alle haere horigheijd te verwaren en in alles haere te gedragen soo en als een hofhorige man competeert. Aldus gepassert op den Hof Wedehoen de 10 junius 1732. (Hofboek Weddenhoen, blz. 204)       

De tekst is oud Nederlands: Verscheen voor mij Albert Meijer, hofmeijer van de erven in het Weddehoen nu samen met mijn compagnons Roelof en Jan Weernink, de man Berent ter Bieke die vertelde met Beretien ter Coebrugge getrouwd te zijn en die volgens haar binnen het Hof Weddehoen gekwalificeerd pachtster en beheerster was van het erf Coebruge, ressorterend onder het hof Wedehoen met de belofte om jaarlijks al de horigheid uit te voeren en zich zo te gedragen als een horige past. Aldus gepasseerd op de Hof Wedehoen op 10 juni 1732. (Hofboek Weddehoen, blz. 204)

Berentje trouwde voor de derde keer nu met Berent ter Beke van het Goorhuis. Berentje is op het erf gebleven en Berent verklaart dat hij de verplichtingen die op het erf rusten, na zal komen. Hij wordt geen rechthebbende van het erf, dat is de zoon van Berentje; Hendrik. (zie latere pagina’s)